Het tweede boek van de kroonprins van de IJslandse thriller, Ragnar Jónasson!
Op een heldere zomeravond, aan de oever van een stille fjord in Noord-IJsland, wordt een man op brute wijze doodgeslagen. Als een vulkaanuitbarsting een aswolk veroorzaakt die het heldere midzomerlicht verduistert, verlaat een jonge verslaggever Reykjavík om op onderzoek uit te gaan.
Ari Thór Arason en zijn collega’s van het piepkleine politieteam van Siglufjörður worstelen met de complexe zaak, terwijl ze ook kampen met hun eigen sores.
Welke geheimen had de dode man? En wat verbergt de jonge verslaggever?
Lees alvast de eerste pagina’s van Inktzwart!
How do you like Iceland?
Nou, hij was in elk geval niet naar het land gekomen om dít mee te maken.
De dag was goed begonnen, een prachtige juniochtend.
Er leek weinig verschil te zijn tussen de ochtend en de avond; het was de hele dag licht. Evan Fein had er enorm naar uitgekeken om dit land in de verste uithoek van de wereld te bezoeken.
Evan woonde in Edinburgh, waar hij kunstgeschiedenis studeerde. Het was zijn eerste reis naar IJsland. Daar hadden de natuurkrachten, alsof ze de ene ramp op de andere wilden stapelen, de bewoners binnen een korte tijdspanne twee vulkaanuitbarstingen bezorgd. De erupties waren nu voorbij, voorlopig tenminste. Evan was ze net misgelopen. Hij was pas een paar dagen in IJsland, was begonnen om wat rond te kijken in Reykjavík en op de populaire toeristische locaties in de omgeving. Daarna had hij een auto gehuurd om naar het noorden van het land te rijden. Hij had overnacht op een camping in Blönduós en was nu vroeg opgestaan. Hij wilde naar Skagafjörður. Hij had een cd gekocht met oude IJslandse popsongs en draaide die nu in de auto; hij begreep niet elk woord van de teksten, maar genoot van de muziek. Hij was er trots op dat hij een beetje een toeristennerd was en zich wilde onderdompelen in de cultuur van een volk dat hij bezocht. Hij reed op de weg over de Þverárfjall, maar verliet hem voor hij bij Sauðárkrókur was, waar hij de Grettislaug wilde bezoeken, een warme bron die daar vlakbij moest zijn, op zeeniveau.
De man was dood. Evan meende op het eerste gezicht te zien dat het een man was, naar de lichaamsbouw en het kortgeknipte haar te oordelen. Het was uitgesloten om hem te herkennen aan zijn gezicht, want dat was overdekt met bloed; waar zijn ene oog had gezeten, zat nu een open wond.
Zijn adem stokte in zijn keel. Hij staarde naar het lijk, als aan de grond genageld, en draaide zich toen razendsnel om, om te zien of de moordenaar niet achter hem stond. Dat was niet het geval. Evan stond daar alleen bij de dode. Naast het lijk lag een bebloed stuk hout, dat als wapen leek te zijn gebruikt. Toen Evan het stuk hout zag, kokhalsde hij plotseling, probeerde de gedachten eraan van zich af te zetten, haalde diep adem en hervond zo zijn evenwicht. Hij ging zitten op het hek voor het huis en wenste dat hij een andere bestemming had gekozen voor zijn zomervakantie.
Ísrún werd wakker van het gezoem van een vlieg die door het open slaapkamerraam naar binnen was gevlogen en keek op de klok: shit! Ze had langer kunnen slapen, hoefde pas om halftien op de nieuwsdienst te zijn. Het beloofde een rustige dag te worden: de vulkaanuitbarsting was voorlopig voorbij en er was weinig aan de hand in de stad, nu het zomer was. Komkommertijd. De enige taak die op dit moment op haar wachtte was het samenstellen van een paar lichte en vrolijke items uit het beeldmateriaal van zomerpret dat ze de dag ervoor samen met een cameraman had verzameld. Zomersfeer, om het avondjournaal met een lichte noot af te sluiten. Die berichten zouden pas na het laatste nieuws of pas de volgende dag worden vertoond; zulke sfeerbeelden kwamen altijd het laatst en werden doorgeschoven als er zich iets anders voordeed.
Ze ging rechtop zitten in bed en rekte zich uit. Ze keek uit het raam, zag het huizenblok aan de overkant van de straat en de hoge bomen in de gemeenschappelijke tuin. Ze woonde alleen, had al twee jaar geen vriend meer gehad. Het was de langste aaneengesloten periode geweest dat ze alleen was, verder was ze altijd wel met iemand geweest. De langste relatie had vijf jaar geduurd, maar daar was een eind aan gekomen toen ze naar Denemarken verhuisde. Hij wilde niet meeverhuizen en ook niet op haar wachten. Nou, goed, hij moest het zelf weten.
Ze haalde veel meer bevrediging uit haar werk bij de televisie dan uit haar werk als psycholoog. De interesse voor haar vak was met de jaren afgenomen, maar ze was wel afgestudeerd, uit pure koppigheid. Haar opleiding kwam haar echter goed van pas bij de nieuwsdienst. In dit werk kreeg ze de kans elke dag iets nieuws mee te maken, met interessante mensen te praten en soms lukte het haar een goede scoop te halen. Dat waren de beste dagen. Het enige wat haar niet beviel aan het werk was de tijdsdruk. De stress was op de een of andere manier verslavend, maar het betekende ook dat er weinig gelegenheid was om onderzoeksjournalistiek te bedrijven. De onderbemande diensten en de druk om de berichten voor het eind van de dag uit te doen gaan hadden tot gevolg dat het een zelden voorkomende luxe was dat je je echt langer in een zaak kon verdiepen.
De vlieg zoemde nu ergens anders in de kamer en Ísrún probeerde haar ogen weer dicht te doen. Waarom was die verdomde vlieg niet buiten gebleven en had hij haar niet laten slapen?
Ísrún stond op. Ze kon de tijd maar beter gebruiken, nu ze toch wakker was. Een paar minuten later liep ze in haar hardlooptenue op straat. Ze moest braaf zijn en sporten. Ze ademde de ochtendlucht in, maar voelde niet de frisheid die ze ’s ochtends gewend was, alsof de lucht vervuild was. Het was die vervloekte as van de Eyjafjallajökull, na de uitbarsting die het vliegverkeer in Europa had lamgelegd. Misschien was de vlieg wel naar binnen gevlucht. De vulkaan was opgehouden met spuwen, maar hoewel de afstand van Reykjavík tot de plaatsen van de uitbarstingen groot was, had de wind voortdurend as over de hoofdstad geblazen en als het heel erg was, konden de mensen die gevoelig waren voor luchtvervuiling beter binnen blijven. De vulkaanuitbarsting had ook de angst aangewakkerd dat ze zou kunnen leiden tot een grotere, van de vulkaan Katla.
Haar oude rode autootje bracht haar op tijd op het werk. Die auto was al heel lang in de familie. Haar vader had hem op haar twintigste verjaardag aan haar gegeven. De auto behoorde nu officieel tot de oldtimers, maar hij voldeed voor haar perfect. Het verkeer onderweg naar haar werk was rustig. Het was een van de prettigste kanten van deze baan dat ze pas om halftien hoefde te beginnen. Aan de andere kant was er vaak weinig van de avond over als ze eindelijk thuiskwam na de uitzending van het avondjournaal en de vergadering die erna werd gehouden. Dan was het soms handig om nog naar late berichten te kijken, en kwam ze pas laat in de avond thuis, maar ze was in plaats daarvan ’s ochtends vrij. Die tijd kon ze goed gebruiken.
Verdorie, ze was vergeten dat Ívar die dag en de dag erop de leiding had op de afdeling. Hun verhouding verliep wat stroef, of in elk geval, dat vond zij. Hij was twee jaar geleden bij de nieuwsdienst terechtgekomen, toen zij zich na haar master als psycholoog probeerde te vestigen. Een arrogante kwast, die zichzelf heel belangrijk vond en die van de concurrent was komen overwaaien. Hij zag haar nog steeds als een nieuweling, hoewel ze alles bij elkaar genomen meer ervaring in de journalistiek had dan hij, al was haar ervaring over verschillende perioden uitgesmeerd. Hij leek haar geen grote zaken te durven toevertrouwen en zij had het gevoel dat ze niet sterk genoeg was om met haar vuist op tafel te slaan en zich daartegen te verzetten. Misschien had ze dat vroeger wel gekund, maar nu niet meer.
Ze ging aan de tafel in de vergaderkamer zitten. Ívar zat aan het hoofd met een klein notitieboekje, dat hij altijd bij zich had, en enkele papieren, nieuwsberichten die ofwel bij een journalist terechtkwamen of in de prullenmand.
‘Ísrún, heb je al iets gemaakt van die beelden van de zomer?’
Hoorde ze iets spottends in zijn stem? Of was ze ten onrechte achterdochtig?
‘Nee, ik ben van plan daar vandaag mee aan de gang te gaan. Ik heb vanavond wat klaar. Twee minuten?’
‘Ai, maak er maar anderhalf van. Hooguit.’
Haar collega’s waren nu ook aan tafel komen zitten en de ochtendvergadering was officieel begonnen. Een nieuwe nieuwsdag was aangebroken.
‘Hebben jullie vanochtend ook last gehad van de vervuiling in de lucht?’ vroeg Kormákur. Hij leunde naar achteren in zijn stoel en kauwde op zijn balpen. Hij werd meestal Kommi genoemd, voornamelijk omdat hij zo’n hekel had aan die bijnaam.
‘Ja, het is vast as van de vulkaanuitbarsting die hierheen is overgewaaid, iets wat zich bij die uitbarsting heeft opgehoopt, denk ik,’ zei Ívar.
‘Ik dacht dat die uitbarsting voorbij was,’ zei Kormákur. ‘We kunnen alvast één nieuwsbericht schrappen!’ Hij grijnsde.
‘Ísrún, lukt het jou om dat te checken? Maak er een sfeerbericht van. “De uitbarsting komt terug… terug naar Reykjavík”, snap je? Iets in die richting.’ Ívar lachte. Overdreven, vond ze.
Precies. Ze wierp hem een geërgerde blik toe.
‘Ik heb begrepen dat er vanochtend een lijk is gevonden in het noorden, vlak bij Sauðárkrókur, bij een huis in aanbouw; het is allemaal nog niet bevestigd. Kommi, kun jij daarnaar kijken? Het wordt natuurlijk het eerste bericht vanavond, tenzij die vulkaanuitbarsting opnieuw begint.’
Kormákur knikte. ‘Ik ga er meteen mee aan de slag.’
Toch geen saaie dag. Alleen voor haar.
Siglufjörður: een idyllisch vissersplaatsje in het onherbergzame noorden van IJsland, dat alleen bereikbaar is via een smalle bergtunnel. Waar niemand zijn huis op slot doet en waar iedereen elkaar kent.
Ari Thór, een jonge politieagent, begint er aan zijn eerste baan, ver van zijn vriendin in Reykjavík en ver van de demonen uit zijn verleden.
Wanneer een jonge vrouw halfnaakt in de sneeuw wordt aangetroffen, bloedend en bewusteloos, en een gerespecteerd schrijver zijn dood tegemoet valt in het plaatselijke theater, ontdekt Ari dat hij niemand in de kleine gemeenschap echt kan vertrouwen, en dat geheimen en leugens er ... lees meer een levenswijze zijn.