STRIPMUNK 11 | NOV-DEC '23

S inds mijn zevende lente heb ik elke dag geoefend. Het mocht sneeuwen, regenen of waaien... Ik heb mijn houten zwaard gehanteerd en mijn schild gebruikt tot ik mijn armen niet meer voelde. Ik heb gevochten tegen mijn vader, mijn broers en onze wapenmeester. Als jongste heb ik vaak het onderspit moeten delven. Dagen heb ik in het zadel gesleten, en overmoedig ging ik de schildpaal te lijf. Ik weet niet hoe vaak ik in het stof heb gebeten. En waarvoor? Om ridder te worden, en tijdens prestigieuze toernooien het hoofd te kunnen bieden aan mijn gelijken. Elke nacht zag ik mezelf strijden tegen een groep geduchte vijanden, aan de zijde van machtige edellieden die mij als vriend en bondgenoot beschouwden. Losgeld interesseert me niet. Het is een echte ridder onwaardig om een tegenstander vast te houden alleen om hem zijn rijkdom te ontfutselen. Soms is het nodig – iedereen moet leven –, maar ik vind het een walgelijk gebruik. Ik weet dat sommigen deelnemen aan toernooien om zich te verrijken, maar dat is niet mijn doel. Ik wil gewoon bewijzen wat ik waard ben. De gelijke worden van Gawein, Olivier en Roeland. Strijden aan de zijde van Willem de Maarschalk of van Richard, de hertog van Aquitanië. Leven en vechten als een ridder! En op bevel van mijn vader zou ik dat allemaal overboord moeten gooien? Wat moet ik dan doen? In het klooster gaan en mijn dagen vullen met boekverluchting? Leven in dienst van God? Een ridder is toch ook een dienaar van God? Ik ben altijd een gehoorzame, respectvolle zoon geweest. Maar deze keer niet. Ik zal ridder worden, of hij dit nu wil of niet. Met of zonder zijn hulp... INT_Hondskop_01_NL_PG003_135.indd 4 INT_Hondskop_01_NL_PG003_135.indd 4 6/09/23 08:3 6/09/23 08:3I © 2023 - Standaard Uitgeverij

RkJQdWJsaXNoZXIy MjQ0MTM=